Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En zij in het land, waar zij gevankelijk weggevoerd zijn, weder aan [81]hun hart brengen zullen, dat zij zich bekeren, en tot U smeken in het land dergenen, die ze gevankelijk weggevoerd hebben, zeggende: Wij hebben gezondigd, en verkeerdelijk gedaan, wij hebben goddelooslijk gehandeld; 81. Dat is, uit een recht gevoel en berouw hunner zonden, een ongeveinsd voornemen hebben, om met een vast betrouwen op uw genade het kwaad te laten en het goede te doen. Alzo 2 Kron.6:37.